Te lang doorbehandeld in laatste levensfase

Medici gaan vaak te lang door met het behandelen van patiënten in de laatste levensfase. Dat concluderen Australische onderzoekers vandaag in een grote internationale overzichtsstudie. Eenderde van alle patiënten in de laatste levensfase krijgt overbodige medische behandelingen zoals een opname op de intensive care, chemotherapie in de laatste weken van het leven of een reanimatie. Dat schrijven de onderzoekers van de University of New South Wales in het vakblad International Journal for Quality in Health Care.

Ze laten ook weten dat het niet eenvoudig is om een definitie op te stellen voor ‘zinloos behandelen’. Voor hun onderzoek bekeken ze 38 internationale studies die tussen 1995 en 2015 zijn gedaan in tien landen in Amerika, Azië, Europa en Australië zelf. Een van de studies werd in Nederland gedaan. In totaal zijn de gegevens van 1,2 miljoen patiënten bekeken.

De studie is niet gericht op het maken van een financiële kosten-batenanalyse van de behandeling van chronisch zieken en kwetsbare ouderen, maar op de ethische dilemma’s die bij een medisch omgeven levenseinde komen kijken.

Hoogleraar ouderengeneeskunde Rudi Westendorp, die niet bij de studie is betrokken, herkent het beeld van overmatig doorbehandelen, al benadrukt hij dat de term lastig blijft. ‘Wanneer iemand is overleden is het makkelijk praten dat een bepaalde behandeling niet moest worden ingezet’, zegt Westendorp, werkzaam aan de Universiteit van Kopenhagen. ‘Daarom moeten behandelaars vooraf goed spreken met een patiënt over de kleine kans van slagen van een behandeling. Dat is ook uitvoerig beschreven in de recente richtlijn voor reanimatie.’

Uit eerder Nederlands onderzoek blijkt dat overbehandeling van terminale kankerpatiënten in Nederland relatief weinig voorkomt, met name omdat veel van hen de laatste levensfase niet in het ziekenhuis maar thuis doormaken.

Dat zegt ook Kees Punt, hoogleraar medische oncologie in het AMC in Amsterdam. ‘De onderzoekers in deze studie hebben het onder meer over doorbehandelen zelfs als de patiënt dat niet wil. Dit laatste is in Nederland erg ongewoon, in ieder geval bij het behandelen van kanker. Artsen bespreken met een patiënt wat er mogelijk is en besluiten mét de patiënt wat hem of haar past. Ik denk dat we in Nederland ten opzichte van sommige andere landen meer gewend zijn om als arts met een patiënt over de dood te praten, en de uitkomsten van een toekomstige behandeling in dat perspectief te plaatsen.’

Toch denkt Westendorp dat sommige medici tegen beter weten in blijven behandelen omdat zij hun handelen stelselmatig te rooskleurig inschatten of omdat zij achteraf niet het verwijt willen krijgen niet alles uit de kast te hebben gehaald. Ook de betrokkenheid van naasten die hun geliefde niet kunnen loslaten is daarop van invloed.

Al met al pleit Westendorp voor ‘meer gesprekken over een mooie dood’. ‘Het is een modern taboe, in het verleden dacht men actiever na over de dood. Ondanks de gelegenheid tot euthanasie in Nederland zie ik nog altijd angst en ontkenning van het sterfbed.’

De Volkskrant