ervaringen sociaal isolement ouderen

Sommige ouderen zijn opgenomen in een persoonlijk begeleidingstraject omdat ze in een (structureel) sociaal isolement verkeren en problemen hebben op meerdere levensterreinen. Een deel van de ouderen in deze begeleidingstrajecten is in onderzoek van Movisie van dichtbij gevolgd, door middel van logboeken en bezoekverslagen van de professionals die hen begeleiden, door interviews met deze begeleiders en door interviews met de ouderen zelf. Het blijkt dat de resultaten van het persoonlijk begeleidingstraject soms anders ervaren worden door de oudere dan door de hulpverlener: welke problemen zijn volgens de oudere opgelost en is dat in lijn met hun verwachtingen?

Bij compenseerders en hoopvollen liggen de belangrijkste behoeften op het vlak van sociale contacten; ze willen graag deelnemen aan maatschappelijke of sociale activiteiten waardoor ze zich nuttig voelen en onder de mensen kunnen zijn. Hoopvollen hebben vooral behoefte aan persoonlijke contacten; ze missen een vriend of vriendin, met wie ze activiteiten kunnen ondernemen en die sociale steun kan bieden. Enkele ouderen verlangen naar een hechte relatie met een partner, of naar een hernieuwd contact met hun volwassen kinderen. Voor alle ouderen geldt dat ze deze wensen op eigen kracht niet kunnen realiseren en dat ze daar hulp bij nodig hebben.

Veel hoopvollen kampen met sterke eenzaamheidsgevoelens waar ze nauwelijks mee om weten te gaan. Buitenstaanders en overlevers hebben daar geen last van; ze hebben zich allang verzoend met hun sociaal isolement. Zij hebben manieren gevonden om met hun situatie om te gaan en zijn eraan gewend geraakt. In de loop der tijd hebben ze een eigen wereld gecreëerd waarin ze zich veilig en vertrouwd voelen. Voor hen leveren contacten vaak meer problemen op dan het alleen zijn.

Hoewel vrijwel alle ouderen in de intensieve begeleidingstrajecten een of andere soort van praktische hulp ontvangen, noemen ze in de interviews weinig wensen op dit gebied. Ze zijn gewend hun problemen zelf op te lossen en vinden het niet vanzelfsprekend om hier hulp bij te vragen, hoewel de geboden hulp meestal wel welkom is.
Sommige ouderen hebben behoefte om een aantal zaken rondom het levenseinde te regelen: een nalatenschap, een begrafenis of een euthanasieverklaring. Dat geldt vooral voor de ouderen met een sterke eigen regie. Andere ouderen denken liever niet na over de toekomst; ze hopen zo lang mogelijk gezond te blijven en hun zelfstandigheid te behouden. Ook vinden ze het van belang om in hun eigen woning te kunnen blijven. Vrijwel alle ouderen zijn bang voor bemoeizucht; ze houden zelf graag de regie en willen zelf bepalen hoe ver de hulpverlening mag gaan.

Bij slechts enkele geïnterviewde ouderen is het begeleidingstraject afgerond; de belangrijkste problemen zijn opgelost en ze kunnen weer op eigen kracht verder. Voor de meeste ouderen is dat niet aan de orde; de professional blijft voor hen een belangrijk aanspreekpunt, of een vangnet waar ze op terug kunnen vallen bij problemen, vragen of een terugval. Veel hoopvollen en overlevers geven aan dat ze het niet zouden redden zonder de professional.
Enkele ouderen geven aan dat het begeleidingstraject voor hen niets oplevert omdat het niet klikt met de professional of omdat die hun problemen niet goed begrijpt.

Een belangrijke bevinding heeft betrekking op de resultaten van de interventie. De resultaten die de ouderen noemen, verschillen wezenlijk van de resultaten die professionals naar voren brengen. Waar de laatsten regelmatig verwijzen naar resultaten op het sociale gebied (uitbreiding sociale netwerken, aanhalen van oude contacten) worden deze resultaten door geen enkele oudere genoemd. Dat is anders voor de praktische resultaten: zowel de professionals als de ouderen zien het oplossen van administratieve en financiële problemen als voorwaarde om hun zelfstandigheid te behouden. Daarnaast noemen professionals het schoonmaken van woningen en het doorbreken van zorgmijdend gedrag, zaken die door de ouderen niet naar voren worden gebracht.

De ouderen zien de professionals vooral als aanspreekpunt, praatpaal en vangnet. Ze waarderen het als de professional tijd en aandacht voor hen heeft. De emotionele steun die ze hierdoor ondervinden, maakt dat ze het leven aankunnen. Ze voelen zich gesteund, kunnen zichzelf zijn en hoeven niets op te houden.

Bron: Onderzoeksrapport-NO20-Ouderen-in-sociaal-isolement (hoofdstuk 6)